Benodigdheden: Voor elke leerling een potlood en papier.
Teken op het bord een vierkant met daarin 16 hokjes (4 bij 4). De leerkracht kiest een leerling uit die een letter mag noemen. De leerlingen mogen deze letter op een willekeurige plaats invullen in een van de 16 hokjes. Ook de volgende leerling zegt een letter, die weer in een ander hokje wordt opgeschreven. Dit gaat net zolang door tot in alle hokjes een letter staat. Als dit het geval is, gaan de leerlingen kijken hoeveel woorden (horizontaal, verticaal en diagonaal) zij kunnen maken met deze letters.