Benodigdheden: geen
De leerlingen moeten, door te liplezen, raden wat de leerkracht tegen hen zegt. Dit kan beginnen met woorden en eindigen met zinnen.
Aanvulling voor peuters en groep 1-2
Voor peuters is dit moeilijk. Kies één woord dat past in de context van de activiteit waar u mee bezig bent zoals in de kring voor een hapje en Zorg dat alle kinderen uw mond goed kunnen zien. Na het woord duidelijk gearticuleerd te hebben ondersteunt u het gekozen woord met een gebaar bijvoorbeeld ‘beker’ en u maakt een drinkgebaar.
Ook bij kleuters kunt u het beste eerst beginnen met zelfstandig naamwoorden. Als de kinderen het woord niet raden, kunt u het woord ondersteunen met een gezichtsuitdrukking of een klein gebaar. Als het goed gaat, kunt u veel voorkomende zinnetjes gebruiken zoals: “Wij gaan naar buiten”.