Maurice Goes, docent lichamelijke opvoeding, motiveert jongens en meisjes om gymnastiek te kiezen.
Docent lichamelijke opvoeding Maurice Goes weet dankzij zijn jarenlange ervaring op school wel wat moeilijke leerlingen zijn. Hij weet ook dat vooral jongens profiteren van sport, van beweging. Graag zou hij zijn leerlingen elke dag een uur gym gunnen.
Hij vindt het geweldig dat zijn school, het Porta Mosana College in Maastricht, gymnastiek als examenvak biedt. Daarmee kan gymleraar Maurice Goes zijn vak naar een hoger niveau tillen. Tegelijkertijd ziet hij met lede ogen aan hoe de interesse en motivatie voor gym afneemt. Dat is niet alleen jammer voor jongens die het dankzij beweging ook beter doen in de klas, maar ook voor meisjes, want die ziet hij met de jaren uitdijen. Goes doet daarom zijn uiterste best om zijn vak aantrekkelijk te maken en te houden.
Ziet u wat in gescheiden gymlessen voor jongens en meisjes?
“Ja, daar zie ik voor mijn vak wel wat in. Nu is het toch vaak zo dat de jongens en de meisjes rekening moeten houden met elkaar. Als je als jongen graag sport, dan wil je je met iemand meten. Meisjes willen weer graag bewegen op muziek. Ik heb jarenlang les gegeven aan zeer moeilijk opvoedbare kinderen, voor hen zou gescheiden gymles goed werken. Het kon er voor sommige van die jongens niet hard genoeg aan toe gaan. Die willen er tegenaan en totaal bezweet de gymzaal verlaten, sport is een uitlaatklep voor ze.”
Wat is er zo bijzonder aan uw vak?
“Het is het mooiste vak wat er is. Je zie hoe kinderen met elkaar omgaan. Het is interessant om te zien hoe ze reageren als ze elkaar aanraken of als ze letterlijk tegen elkaar aan botsen.
Je moet als docent de les maken, het gaat erom hoe je het aanbiedt. Als je er als een zoutzak bij zit, gaat het niet werken. Je moet enthousiasmeren. Ik probeer veel met muziek te werken. Muziek als thema en als ondersteuning. Soms vragen leerlingen of ze muziek mogen meebrengen en dat vind ik natuurlijk leuk. Het verschil tussen jongens en meisjes blijft altijd. Uiteindelijk willen meisjes liever touwtjespringen en jongens liever voetballen.”
Welke veranderingen ziet u ook als mentor?
“Jongens die in de problemen komen, zakken vaak een niveau. Wij zijn een Vmbo-school en krijgen ook leerlingen die wel intellectuele capaciteiten hebben, maar door hun eigen desinteresse bij ons instromen. Als de leerstijl hen niet aanspreekt en de thuissituatie niet meezit dan gaat het snel slechter. Wanneer ouders heel vaak niet thuis zijn en die leerlingen met foute vrienden rondhangen, dan raakt school op de achtergrond. Het zijn dan vooral jongens die gedragsmoeilijk worden. Wij proberen de ouders bij school te betrekken met informatieavonden, met telefonisch contact, e-mails, persoonlijke gesprekken. We kunnen zorg bieden, binnen Maastricht is er ook een samenwerkingsverband als een probleem de school overstijgt. Je krijgt begeleiding bij gedragsproblemen en tegenwoordig kun je ook een buddy krijgen die je persoonlijk begeleidt.”
Wat werkt bij uw leerlingen?
“Eigenlijk moeten die kinderen elke dag een uur gymmen. Elke dag bewegen is goed. Buiten de gymles hebben kinderen niet zoveel bewegingsmogelijkheden. Het schoolplein is vrij klein, dus voetballen in de pauze is niet echt mogelijk. We zijn ook een groene school wat onder meer inhoudt dat wij kassen met bloemen en planten op het plein hebben staan. Ook niet echt handig als je een balletje wilt trappen. We hebben wel meegedaan aan een landelijk project Vmbo in beweging en we hebben sport als speerpunt, maar in de praktijk is het toch lastig. In de pauzes staan die kinderen daar maar te staan en na afloop hebben ze een ongelooflijke rotzooi gemaakt. Ik vind het wel geweldig dat wij gym nu ook als examenvak aanbieden. Dat kan leerlingen motiveren en voor mij is het leuk om examens te maken. Met gym op hun eindlijst kunnen die leerlingen doorstromen naar bepaalde vervolgopleidingen.”
Weet u hoe het uw leerlingen vergaat als ze van uw school gaan?
“Bijna alle leerlingen stromen door naar het MBO of naar de Havo. En eigenlijk komt het meestal wel goed. Zelfs jongens waarvan ik me afvroeg wat er ooit van terecht moest komen, blijken tien jaar later gewoon een baan te hebben. Dat geldt ook voor sommige ZMOK-kinderen met wie destijds echt geen land te bezeilen viel. Nu kom ik die soms tegen en denk ik ‘hoe is het mogelijk dat alles op zijn pootjes terecht is gekomen’. Maar dat is leuk, daar doe je het voor. Zeker als zij dan terugkijkend over problemen en conflicten tijdens hun schooltijd zeggen: ‘Meneer Goes, achteraf u had toen wel gelijk met wat u zei.’ Daar doe je het voor, voor die kleine succesjes.”
Een interview door: Margit Kranenburg