leestijd:

Dolf Hautvast, adviseur bij APS, legt focus bij meervoudige intelligentie.

Dolf Hautvast is jaren geleden al begonnen met het verbeteren van onderwijs voor jongens en meisjes. De adviseur is blij dat het onderwerp nu landelijk zo op de agenda staat. Hij heeft zin om met de pioniers van het eerste uur de schouders te zetten onder het expertisecentrum JongensTalent.

Dolt Hautvast - adviseur bij APS

Natuurlijk vindt Dolf Hautvast het mooi dat de media ineens massaal lijken te berichten over het ´jongensprobleem´ in het onderwijs en over het geringe aantal mannelijke Pabo-studenten. De telefoon staat soms roodgloeiend bij de expert op het gebied van leerstijlen. Maar graag ziet hij vanaf nu ook volop aandacht voor de oplossingen. Want daarmee is de adviseur van onderwijsadviesbureau APS al een paar jaar bezig. Op dit moment doet hij met collega’s bijvoorbeeld praktijkonderzoek op zes scholen in het voortgezet onderwijs, met subsidie van het ministerie. Eén van de oplossingen die werken is volgens hem variatie in de pedagogisch-didactische aanpak.

Bent u blij met alle aandacht voor jongens in het onderwijs?

“Natuurlijk, de extra aandacht dit jaar betekent dat het onderwerp bespreekbaar is. Maar laat ik wel even benadrukken dat het maar met een deel van de jongens echt niet goed gaat. Jongens die echt probleemgedrag kunnen vertonen komen vaak uit een laag sociaal-economische milieu. Dat jongens in het algemeen achterblijven bij meisjes heeft heel erg te maken met het tempo van hersenontwikkeling in combinatie met de aangeboden leerstijlen op school. Vanaf de bovenbouw van de basisschool gaan de verschillen tussen jongens en meisjes door elkaar lopen. Toch vinden we het normaal om hen op school nog heel veel te laten stilzitten, luisteren en lezen. Terwijl dingen maken, met elkaar praten en bewegen bijvoorbeeld ook heel belangrijk zijn.”

Hoe kunnen docenten en leerlingen ontsnappen aan dat keurslijf?

“Dat zijn we aan het uitproberen in de praktijk. Op dit moment begeleiden we onderzoek dat we op zes scholen doen onder de titel Jongens aan de slag. Op een conferentie op 26 januari volgend jaar presenteren we de uitslag van de uitkomsten. Dan zullen we met elkaar uitwisselen wat werkt en wat goed te doen is in de klas. Wat we onder meer doen is leerlingen bij de lessen en het verwerken van kennis de keuze geven tussen een meer talige manier of bijvoorbeeld een praktische of meer visuele manier. Dat heeft met meervoudige intelligentie te maken. Bij jongens is de visuele en lichamelijke intelligentie meestal goed aanwezig, daarvoor zijn hun hersenen beter ontwikkeld. Bij meisjes is het talige sneller ontwikkeld. Als je als docent daarop inspeelt en leerlingen ruimte geeft, dan help je jongens en meisjes. Want echt, iedereen kan goed leren, ook een 13-jarige jongen.”

Wat kan nu al veranderen in de klas?

“Docenten kunnen er bijvoorbeeld rekening mee houden dat jongens meer moeten bewegen. Ze kunnen moeilijk stilzitten. Beweging roept juist concentratie op. Daar kunnen jongens de pauzes voor gebruiken, maar dan moet de school wel bewegingsmogelijkheden bieden. Jongens moeten zelf ervaren dat ze zich beter voelen. Tijdens de les kan een docent wat korte bewegingsmomenten inbouwen. Er zijn voor alle vakken heel veel voorbeelden die helpen bij het begrijpen van de leerstof. Maar ook ontspanningsoefeningen helpen, of simpelweg iets laten klaarzetten of halen of naar iemand toelopen om even te helpen. Het gaat allemaal om een herinterpretatie van wat gezond leergedrag is bij jongeren. Het is zeker niet de bedoeling dat leerkrachten extra werk krijgen. Ze moeten gewoon blijven lesgeven.”

Waarom moeten er eigenlijk meer mannen voor de klas?

“Ik wil eerst benadrukken dat vrouwelijke docenten pedagogisch-didactisch net zo goed zijn als hun mannelijke collega’s. Het empathisch vermogen van vrouwen is vaak sterker, ze voelen de kinderen vaak goed aan. Maar voor een aantal jongens is een mannelijk rolmodel essentieel, dat heeft ook met normen en waarden te maken. Als een jonge alleenstaande moeder uit een laag sociaal-economisch milieu een jongen moet opvoeden, dan leert hij minder goed grenzen kennen. Een man voor de klas kan hem helpen, kan een positief rolmodel zijn. Maar dan moeten Pabo’s aantrekkelijker worden voor mannen. Het is jammer dat het nog niet lukt om meer jongens enthousiast te maken voor de opleiding. Dat heeft natuurlijk ook met het imago van het vak te maken, dat is te eenzijdig. Er wordt nu gekeken naar meer mogelijkheden wat loopbaanperspectief betreft.

 

Wat gaat het expertisecentrum JongensTalent bieden?

“We willen een gedachtegoed ontwikkelingen met alle deskundigen die de afgelopen decennia bezig zijn geweest met hoe jongens en meisjes leren. We willen wetenschappelijke inzichten en resultaten uit de praktijk verzamelen en toegankelijk maken voor een groter publiek. APS faciliteert het centrum met een website, met workshops en met een jaarlijkse conferentie. De Raad van aanbeveling en advies gaat bestaan uit kopstukken als Lauk Woltring, Louis Tavecchio en Jan van der Ploeg. Zij hebben jarenlang onderzoek gedaan en merken nu dat hun werk terecht nog meer aandacht krijgt. Hun deskundigheid op gebieden als hersenontwikkeling, sekseverschillen, opvoeding en leerstijlen komt samen in JongensTalent.”

Een interview door: Margit Kranenburg

sluiten