leestijd:

Dit artikel komt uit OMJS magazine – editie 3

Tekst: Marion van Weeren Braaksma

Onderwijs Maak Je Samen en Hogeschool De Kempel stelden zichzelf en elkaar de vraag: ‘Wat als we onze verschillen en overeenkomsten bundelen om boven onszelf uit te stijgen met een ambitieuze onderzoeksagenda?’ Het leidde tot de instelling van de bijzondere leerstoel ‘Onderwijsontwikkeling door lerende netwerken’ aan de Open Universiteit, bekleed door prof. dr. Marjan Vermeulen.

Na die eerste vraag volgden er meer. Wat als we samen gaan onderzoeken op welke wijze een onderwijsadviesbureau en een opleiding kunnen bijdragen aan de versterking van de beroepspraktijk? Wat als we de ‘traagheid’ van onderzoek kunnen vermengen met de ‘vluchtigheid’ van opleiding en advisering? En dan misschien wel het eurekamoment: wat als we gezamenlijk een leerstoel zouden instellen naar lerende netwerken tussen twee organisaties?

Op 1 september 2019 ging de leerstoel van start voor een duur van vijf jaar. Half september werden de eerste twee professionele leergemeenschappen gevormd. Een derde leergemeenschap – of lerend netwerk – zal volgen als het moment daar rijp voor is. In iedere leergemeenschap zitten drie mensen van De Kempel en drie mensen van OMJS. Marjan Vermeulen is als bijzonder hoogleraar aangesteld voor één dag per week om te onderzoeken “hoe twee verschillende organisaties hun onderscheidende kenmerken benutten ten voordele van het onderwijs”, zoals ze het zelf verwoordt.

Kennis delen en creëren

Een week na de kick-off spreken Jos Castelijns, lector bij De Kempel, Puck Lamers, adviseur bij OMJS, en Marjan Vermeulen elkaar over de kersverse leerstoel. Het gesprek ademt het verwachtingsvolle plezier van net samen op weg zijn. Jos: “We zijn nagenoeg elkaars buren, zijn beide begaan met de kwaliteit van onderwijs en ondersteunen onderwijsontwikkeling. OMJS is een onderwijsadviesorganisatie met een groot regionaal en landelijk netwerk. Wij zijn een lerarenopleiding, een pabo, met een regionale functie. We doen praktijkgericht onderzoek dat betrekking heeft op de kwaliteit van de opleiding én het basisonderwijs. We willen graag dat dat onderzoek zijn weg vindt naar de praktijk. Juist dat is de expertise van OMJS. Het is uniek dat twee organisaties samen kennis gaan ontwikkelen in een professionele leergemeenschap.” Collega Puck Lamers Onderwijs Maak Je Samen en Hogeschool De Kempel stelden zichzelf en elkaar de vraag: ‘Wat als we onze verschillen en overeenkomsten bundelen om boven onszelf uit te stijgen met een ambitieuze onderzoeksagenda?’ Het leidde tot de instelling van de bijzondere leerstoel ‘Onderwijsontwikkeling door lerende netwerken’ aan de Open Universiteit, bekleed door prof. dr. Marjan Vermeulen.

Puck vult aan: “We zijn twee verschillende organisaties, maar wat ons bindt, is het streven naar ijzersterke onderwijsprofessionals die optimaal onderwijs weten te organiseren. We hebben allebei veel kennis in huis, zowel onder onze eigen mensen als in het werkveld. Het is gewoon jammer als we die kennis niet delen. Daar konden we lange tijd geen geschikte manier voor vinden, tot de leerstoel zich aandiende. We gaan nu dus onderzoeken hoe we samen, in gemengde leernetwerken, kennis kunnen creëren en delen. We hebben de wens en de behoefte om daar leraren uit het werkveld bij te betrekken. Hoe en wanneer, daar werken we aan. Het is in ieder geval niet onze bedoeling om zwevend in de lucht lekker samen kennis te ontwikkelen waar het werkveld geen behoefte aan blijkt te hebben.”

“We weten nog weinig over hoe we het leren tussen organisaties efficiënt kunnen organiseren.”

Deep Learning en zelfregulering

Twee leergemeenschappen zijn inmiddels gevormd. De ene richt zich op Deep Learning, de andere op zelfsturing van leerlingen in relatie tot leergesprekken. Iedere leergemeenschap heeft een eigen facilitator, die contact heeft met de stuurgroep. De stuurgroep heeft een overkoepelende functie en vormt de koppeling tussen beide leergemeenschappen. Tussentijds overleg moet ervoor zorgen dat de netwerken ook van elkaar weten waarmee zij bezig zijn.

Puck: “De mensen die aan de leergemeenschappen deelnemen, hebben we bij OMJS enerzijds gekozen op basis van affiniteit met het onderwerp. Anderzijds hebben we gekeken naar belastbaarheid: er zal frequent overleg plaatsvinden en je moet de ruimte hebben om te investeren in het netwerk. Bijna al onze zes deelnemers zijn betrokken bij onze post-hbo-opleidingen. Zij zijn daardoor automatisch meer betrokken bij praktijkonderzoek. Los daarvan zijn ze, net als iedereen bij OMJS, gewend om in kennisteams te werken, kennis te creëren en te delen.”

Bij De Kempel hebben ze dezelfde aanvliegroute gekozen, met een element extra. Jos: “De zes mensen die vanuit De Kempel deelnemen aan de leergemeenschappen, hebben allemaal kennis van en affiniteit met collectieve leerprocessen. Ze hebben daar al eerder in geparticipeerd of leveren een bijdrage aan de master Leren en Innoveren. In de leergemeenschap over zelfregulering zitten ook mensen met wortels in het lectoraat van De Kempel dat onderzoek doet naar de zelfregulering van leerlingen en studenten. Met betrekking tot het onderwerp ‘Deep Learning’ hebben we minder kennis in huis, maar dat maakt het ook interessant. Overigens geldt dat voor het hele onderzoek. Het heeft een exploratief karakter: we starten niet vanuit een strakke hypothese, maar gaan juist onbekend terrein ontginnen.”

De wetenschappelijke component

Vanuit wetenschappelijk oogpunt is de interesse van OMJS en De Kempel in hoe zij samen en van elkaar kunnen leren een kans, vertelt Marjan Vermeulen. “We weten nog weinig over hoe we het leren tussen organisaties efficiënt kunnen organiseren. Bijvoorbeeld: hoeveel kennis moeten mensen samen hebben om gezamenlijk nieuwe kennis te ontwikkelen? Hoeveel van hun kennis moet overeenkomen en hoe groot mogen – of moeten – de verschillen zijn? Hoe zit het met facilitering: moet je elkaar heel vaak zien of juist niet? Hoe wil je dat mensen in hun eigen organisatie gepositioneerd zijn, zodat de ontwikkelde kennis de hele organisatie bereikt? Wordt die informatie vanzelf en informeel gedeeld of doe je dat formeel in presentaties en overleggen?”

“Hoe je het beste lerende organisaties creëert, weten we niet goed genoeg om het proces goed te kunnen inrichten”, vervolgt Marjan. “Iedere situatie is anders en het is belangrijk dat het in elke situatie werkt. Dat betekent ook dat generieke uitgangspunten vertaald moeten worden naar specifieke omstandigheden, maatwerk dus. Dat maakt deze opdracht ook zo interessant: er is een wil, maar er is nog niets. Een van onze eerste vragen was bijvoorbeeld welke omvang we de lerende netwerken zouden geven. Immers: te klein werkt evenmin als te groot. En bij de samenstelling hebben we ervoor gekozen niet naar persoonlijkheden te kijken, maar gaandeweg kan blijken dat dat wel belangrijk is. Net als we nu hebben gekeken naar interesse in het onderwerp, maar misschien komen we erachter dat het beter interesse in onderzoek kan zijn. Puck had het over het betrekken van het werkveld. Dat is typisch een factor waar nog niet eerder onderzoek naar gedaan is: laat je potentiële gebruikers deel uitmaken van het leernetwerk of zet je hen in als klankbord? Met andere woorden: welke rol en functie geef je hun? De ervaringen in de komende jaren – en dus de data die we gaan verzamelen – kunnen leiden tot een set ontwerpeisen voor nieuw in te richten leernetwerken.”

Het is te eenvoudig om het onderzoek te zien als een optelsom van overeenkomsten en verschillen, gelardeerd met een dosis vertrouwen en gezamenlijke ambitie. Marjan: “Je hebt te maken met verschillende mensen, met verschil in voorkennis, met mensen die makkelijker tijd kunnen vrijmaken dan anderen en met ontelbaar veel meer factoren. Geen daarvan kun je isoleren. Het is een sociaal proces en dat wordt gekenmerkt door interactie tussen alle factoren die daarin een rol spelen. Ik geloof dat dit type proces kan leiden tot innovatie in de praktijk. Het feit dat je dit als organisaties inricht, is trouwens al innovatie. Wil je dit goed doen, dan wil je weten hoe je het iedere keer beter kunt doen. Heb je die dubbele loop (zie afbeelding) eenmaal doorlopen, dan heb je mij misschien niet meer nodig. Al blijft de volgende fase, het vervolg, voor de wetenschap ook interessant.”

Aanpak en verwachtingen

De kop is eraf. Nu begint het echte werk in de vorm van een gezamenlijke ontdekkingstocht, met voor iedere betrokkene een eigen rol. Marjan: “Ik ben er om iedereen te leren hoe je hiervan kunt leren. Ik begeleid de leergemeenschappen niet. Het gaat om het ontwikkelen van metacognitie, vergelijkbaar met de vraag ‘hoe leren kinderen leren?’ Ik ben er voor het vergaren van kennis, zodanig dat we er brood van kunnen bakken. Het zal meer gaan om praktijkgerichte kennis die we generaliseren dan om generieke kennis die we toepassen. Al hoop ik wel dat we de komende jaren meer generieke kennis zullen vinden die we kunnen gebruiken.”

“We moeten dataverzameling zelf organiseren”, voegt Jos toe. “Marjan formuleert met ons de onderzoeksvragen en helpt de antwoorden te verzamelen. Enerzijds vergaren we wetenschappelijke kennis, anderzijds zal de kennis die we opdoen over gezamenlijk leren, teruggegeven worden aan de netwerken, zodat ze optimaal kunnen functioneren. Ik verwacht we met elkaar niet alleen nieuw intellectueel kapitaal zullen ontwikkelen, maar juist ook sociaal kapitaal. Ik vind het fantastisch om dit samen met een adviesorganisatie op te pakken. Het is een andere cultuur. Onderzoek heeft een tragere dynamiek dan de adviesdynamiek die scholen vragen.”

“De ontwikkeling moet van het netwerk zijn en niet afhankelijk van een derde”, beaamt Puck. Om eraan toe te voegen: “Er wordt heel veel collectief geleerd. Hoe mooi is het om er gaandeweg achter te komen wat werkt en dat dan te transformeren naar andere inhoud? Net als bij een kind: het leert leren bij rekenen en kan dat vervolgens ook toepassen bij taal. We gaan erachter komen wat wel en niet werkt. Voor ons, voor jullie, voor ons samen.” En voor eenieder die het maar horen wil.

Gerelateerde artikelen

po/vo
18/10 in actueel

Penvriend Ellen

po/vo
sluiten