Leesbegrip is een belangrijk onderdeel binnen het basisonderwijs. Wanneer leerlingen niet begrijpen wat ze lezen missen ze mogelijk veel informatie op school. Goede leesvaardigheden zijn essentiële vaardigheden om een actieve rol in de maatschappij te kunnen spelen. Door het lezen van de krant of het nieuws op internet wordt je geïnformeerd over hetgeen in de wereld om je heen gebeurt. Door het lezen van informatie en het goed begrijpen ervan ben je beter in staat goede beslissingen te nemen, denk bijvoorbeeld aan de verkiezingen en de partijprogramma’s. Begrijpen wat je leest is belangrijk voor veel beroepen: artsen moeten op de hoogte zijn van de laatste research, juristen moeten jurisprudentie lezen en accountants dienen op de hoogte zijn van de laatste belastingwetgeving. We kunnen doorgaan met beschrijven van het belang van begrijpend lezen, maar eigenlijk is dat voor iedereen wel helder.
Hieronder beschrijven we twee didactische structuren (afkomstig van deze website) voor het versterken van het leesbegrip. Bij beide structuren profiteren leerlingen van het werken in tweetallen. Leerlingen lezen hardop aan hun partner en leren zo vlotter te lezen. De leerlingen zijn samen verantwoordelijk voor het lezen waardoor ze elkaar betrokken houden bij het verhaal. De leerlingen hebben op deze wijze ook een partner die hen kan helpen bij het lezen, de uitspraak van woorden en het begrijpen van de woorden en de tekst. De leerlingen vertellen aan elkaar wat ze van de tekst begrijpen en discussiëren met elkaar over de betekenis ervan. Lezen wordt op deze manier een sociale aangelegenheid ; hetgeen voor veel leerlingen motiverend werkt.
Het tweede leerprincipe waarvan hier gebruikt gemaakt wordt is de interactie die ontstaat met de inhoud van de tekst. Een probleem bij leesbegrip voor veel kinderen is dat er zoveel gelezen moet worden dat de inhoud van de tekst vaak niet goed wordt opgenomen en verwerkt. Ze kunnen al aan het eind van de tekst zijn zonder veel van de tekst te hebben begrepen. Begrijpend lezen ziet er dan in schema vaak zo uit: lezen, lezen, lezen, lezen, verwerken en begrijpen. Het echte verwerken en begrijpen gebeurt pas wanneer de leerlingen de vragen over de tekst lezen. Deze twee didactische structuren integreren het lezen en het verwerken en begrijpen zodat het er meer als volgt uit ziet: lezen, verwerken en begrijpen, lezen, verwerken en begrijpen, lezen, verwerken en begrijpen. Het continue proces van verwerken versterkt het uiteindelijke begrip van de tekst.
Lees en beschouw
De leerlingen lezen en stelen vragen aan elkaar om zo de aandacht en het begrip te versterken.
De leerlingen zitten in tweetallen. De leerkracht geeft aan wie van het tweetal A en wie B is. De leerkracht vertelt hoe lang de leerlingen moeten lezen, of hoeveel tekst ze moeten lezen voordat ze aan hun partner vragen moeten stellen (bijvoorbeeld na 5 minuten, na een bladzijde of na een alinea).
1. Leerling A leest
Leerling A leest hardop terwijl leerling B luistert.
2. Leerling A stelt één of meer vragen
Leerling A stelt één of meer vragen aan B over hetgeen dat hij zojuist gelezen heeft. (bijvoorbeeld: “ waar speelde het verhaal zich af?” Of: “Wat was de kracht van de aardbeving?”
3. Leerling B beantwoordt
Leerling B beantwoordt de vraag/vragen.
4. Leerling A bevestigt of coacht
Leerling A bevestigt of coacht. Wanneer het antwoord goed is bevestigt leerling A dit. Wanneer de vraag fout is coacht leerling A en verwijst hierbij naar de bewuste passage in de tekst.
5. Wisseling van de rollen
Leerling B leest en stelt de vraag/vragen aan leerling A.
Lees en Vertel
Leerlingen lezen om de beurt en vatten samen wat ze gelezen hebben om zo het begrip van de tekst te versterken en de informatie beter te onthouden.
De leerlingen zitten in tweetallen. De leerkracht geeft aan wie van het tweetal A en wie B is. De leerkracht vertelt hoe lang de leerlingen moeten lezen, of hoeveel tekst ze moeten lezen voordat ze het deel van de tekst samenvatten (bijvoorbeeld na 5 minuten, na een bladzijde of na een alinea).
1. Leerling A leest
Leerling A leest hardop terwijl leerling B luistert.
2. Leerling B vat samen
Leerling B vat samen wat hij zojuist gehoord heeft zonder direct te verwijzen naar de tekst.
3. Leerling B leest hardop
Leerling B leest hardop terwijl leerling A luistert.
4. Leerling A vat samen
Leerling A vat samen wat hij zojuist gehoord heeft zonder direct te verwijzen naar de tekst.
5. Leerlingen lezen door
Leerlingen gaan door met het om de beurt lezen en samenvatten.
Probeer deze didactische structuren eens uit. Het lezen wordt er leuker en beter van!
Oorspronkelijke tekst: Miguel Spencer en Laurie Kagan: http://www.kaganonline.com/online_magazine/featured_structure.php