Hoe kan je op een leuke, leerzame manier lesgeven en tegelijkertijd de competentie van leerlingen vergroten? Een deel van het antwoord op deze vraag ligt in het veel en gevarieerd gebruiken van verschillende activerende werkvormen.
Als u uw arsenaal aan werkvormen wilt uitbreiden en moderniseren dan kan onderstaande u hierbij behulpzaam zijn.
“Onderwijs kan leuker, interessanter en leerzamer worden door het gebruiken van meer didactische werkvormen en door een grotere variatie in didactische werkvormen”. In deze gids is een grote hoeveelheid didactische werkvormen beschrijven waaruit docenten kunnen putten om in hun onderwijs te gebruiken. De verschillende werkvormen in deze gids zijn makkelijk te raadplegen, zijn logisch gerangschikt en liggen dus klaar voor gebruik. Alleen nog toepassen dus! Dit toepassen blijkt nog niet zo gemakkelijk; het daadwerkelijk gebruiken van andere didactische werkvormen vraagt enige flexibiliteit, creativiteit en vooral durf van de docenten. Ga het maar eens anders doen, probeer maar eens wat uit, experimenteer maar!
Gebruik van didactische werkvormen
Uit onderzoek blijkt dat naarmate de docent langer voor de groep staat het repertoire aan didactische werkvormen afneemt in plaats van toeneemt! Wordt er in het begin van de docentencarrière nog veel uitgeprobeerd en geëxperimenteerd met verschillende werkvormen, naarmate de jaren vorderen worden steeds meer werkvormen overboord gegooid. De docent valt terug op een standaardrepertoire. Dit maakt het onderwijs erg voorspelbaar en soms zelfs saai! Vaak weten leerlingen al na korte tijd precies wat hen te wachten staat. Dit draagt niet echt bij aan het plezier in leren en kan zelfs zeer demotiverend werken. Zoals gezegd; onderwijs moet leuker, interessanter en leerzamer worden. Wat daarbij hoort is spanning, uitdaging, verrassing. Spanning en uitdaging maken onderwijs niet alleen leuker, het verhoogt ook het leerrendement. Leren verloopt namelijk effectiever als leerlingen actief betrokken zijn bij het onderwerp. Leerlingen moeten geraakt worden! Zij moeten emotioneel in beweging komen! Deze gids beoogt geen volledigheid. In deze zin zal de gids nooit af zijn; de bedoeling is dat de lijst steeds vollediger zal worden en dat er regelmatig aanpassingen en toevoegingen zullen komen. Tips en adviezen zijn daarbij van harte welkom. Maar het belangrijkste blijft de eigen creativiteit van de docent. Uitproberen, aanpassen, herzien en nog eens uitproberen! Want leuk en aantrekkelijk onderwijs vraagt, naast deskundigheid en een goede voorbereiding, ook altijd aanpassingen, flexibiliteit en creativiteit!
Succes ermee!
Erik van Bruggen, GZ psycholoog
Algemene tips
1. Vertel niet van tevoren welke werkvorm je gaat gebruiken. Voorkom discussie.
2. Geef niet aan ‘dat je het vandaag anders wilt doen’ of ‘dat het de eerste keer is dat je het zo doet’. Noem niet de naam van de werkvorm. Doe alsof het de normaalste zaak van de wereld is!
3. Begin de bijeenkomst actief, liefst met fysieke betrokkenheid.
4. Eerst opstaan, dan de opdracht. Als je aan de slag gaat met een opdracht waarbij leerlingen moeten gaan staan, laat ze dan eerst opstaan en leg dan uit wat de bedoeling is. Hierdoor is de kans op weerstand tegen het uitvoeren van opdrachten kleiner.
5. De béste werkvorm bestaat niet. Wissel daarom regelmatig af: individueel –samenwerkingsvormen, visueel-auditief, luisteren-doen, instructie-voordoen, alleen/duo’s/plenair.
6. Laat het lokaal niet te snel een belemmering zijn voor de werkvorm die je wilt inzetten; verander de opstelling van tafels en stoelen naar believen. Dit kan vóór aanvang van de les (vraagt tijd en werk maar kan rommeligheid voorkomen) maar kan ook ín de les met behulp van de leerlingen.
7. Oefen het inleiden/presenteren van de werkvorm. Helder en kort formuleren waarborgt succes.
8. Sluit aan bij verschillende behoeften van de leerlingen in jouw groep (sommige leerlingen leren meer van visualisaties, andere van verbale uitleg, weer andere van doen of beleven). Alleen al hierom is het goed om veel verschillende werkvormen te gebruiken; dit komt tegemoet aan de verschillende behoeften en leerstijlen van de leerlingen.
9. Sommige leerlingen kunnen bij de meer fysieke werkvormen niet meedoen vanwege lichamelijke handicaps en/of beperkingen. Geef hen een speciale rol (tijdwaarnemer, scheidsrechter, “observator”, etc)
Werkvormen voor kennismaken
Oost west, thuis best
Geef in de ruimte aan waar het noorden, zuiden, oosten en westen ligt. Vraag aan de leerlingen in de ruimte te gaan staan waar zij nu wonen, waar zij geboren zijn, waar ze op de basisschool hebben gezeten, etc. PS: Moeten de leerlingen natuurlijk wel enig idee hebben van hun positie in de ruimte en van de windrichtingen!
Groepsverhaal
De docent zegt een zin en stopt, de leerling naast hem neemt het verhaal over door er een zin aan toe te voegen, dan de leerling daarna, etc.Bijvoorbeeld: “ Leerling Herman had lang geaarzeld, toch hakte hij de knoop door, stapte op zijn docenten af en zei:”……..”
Werkvormen voor attitudevorming
Op rij
- Zet een lijn uit in het lokaal met aan de ene kant van de lijn ja, 100%, 10 of helemaal mee eens. Aan de andere kant van de lijn: nee, 0%, 0, helemaal mee oneens
- Leg een stelling/feitelijke vraag/gevoelsvraag neer en vraag de leerlingen een plaats op de lijn in te nemen
- Vraag aan één leerling waarom deze op een bepaalde plek is gaan staan. Laat deze leerling vervolgens iemand uitkiezen van wie hij/zij wil horen waarom die daar is gaan staan.
- Laat eerst iedereen staan en leg daarna pas uit! (anders zijn ze wellicht moeilijk in beweging te krijgen)Werkvorm geschikt om zicht te krijgen op de mening van leerlingen. Door het lopen en bewegen wordt ook een prettige, actieve sfeer gecreëerd.
Clusteren
Deel kleine gele “post-its” uit en laat haio’s hierop steekwoorden schrijven over een bepaald onderwerp. Cluster de steekwoorden op het bord in categorieën of onderwerpen. Daarna kan worden bepaald welke categorieën of onderwerpen behandeld/uitgewerkt zullen worden of in welke volgorde dit zal gebeuren. Geschikt voor het inventariseren van belangstellingen, meningen, beginsituatie (referentiekader leerlingen)Variant:
Één leerling plakt zijn kaartje op bord en ligt dit kort toe (de clustereigenaar)
Andere leerlingen bedenken zich of hun kaartje aansluit bij de kaart van de leerling
De eerste leerling bepaalt of een ander kaartje inderdaad aansluit bij zijn kaartje
Als dat zo is mag het kaartje op het bord geplakt worden
De eerste leerling blijft dus clustereigenaar!
Stellingenspel
Formuleer één of meerdere prikkelende stellingen of laat dit door de groep zelf doen (in kleine groepjes). Laat deze op flap opschrijven en hang ze duidelijk op.
Nodig de deelnemers uit bij je te komen staan en lees de stelling voor. Laat de deelnemers op een denkbeeldige lijn staan waarbij de ene kant “eens” is en de andere kant van de lijn “oneens”. Vraag toelichting van een aantal deelnemers waarom zij op die positie zijn gaan staan.
Eventueel kan de stelling geherformuleerd worden en kan opnieuw de positie worden bepaald.
Tip: Stel als regel: het er niet mee eens zijn mag maar kom dan wel met verbetersuggesties
Werkvormen voor kennisverwerving
Bordassociatie
Over een onderwerp schrijven de leerlingen in 2-5 minuten voor zichzelf de woorden op die bij hen opkomen.
(Geschikt voor de beginsituatie en herhaling van kennis)
Vragenbak
- Geef alle leerlingen een strook of vel papier waar een vraag op wordt geschreven
- Stop alle vragen in een bak, laat ze er om de beurt uithalen en bespreek deze vragen
- De leerling die de kaart trekt kan iemand aanwijzen waarvan hij graag een antwoord hoort (de docent kan dit natuurlijk ook doen!)
- Aanpak
- Inhoud
- Knelpunten
- Analyse en conclusies
Elkaar het woord geven
Ga bij kennismaken/overhoren/ evalueren niet het rijtje af, de beurt geven aan degene naast je, maar laat op willekeurige volgorde elkaar het woord geven. Wie geweest is mag zeggen wie de beurt krijgt. Variant is dat degene die geweest is de volgende een balletje o.i.d. toegooit.
Werkvormen voor het oefenen van communicatieve vaardigheden
Rollenspel in rijen
Zet een 2-5 leerlingen op een rij en zet daartegenover ook 2-5 leerlingen. De ene rij oefent de vaardigheid, de andere rij speelt de tegenoverliggende rol (bijvoorbeeld de ene rij is verkoper, de andere rij een ontevreden klant). Iemand begint het gesprek en andere uit de rij kunnen de rol overnemen als zij denken dat het gesprek op een andere manier verder moet.Je kunt dit op elk moment stopzetten en bespreken.